Samenvatting
Honden zijn rood-groen kleurenblind. Vergeleken met de mens ziet de hond een meer heldere en minder gedetailleerde wereld. Het perifere gezichtsvermogen is beter dan dat van de mens (honden zien meer van de wereld), maar afstanden kunnen juist weer niet zo goed worden ingeschat. Honden blinken uit in het ’s nachts zien en het waarnemen van bewegende objecten. Figuur 1 laat een grove schatting zien van wat honden en mensen mogelijk zien als ze naar onderstaand kleuren spectrum zouden kijken. (het elektromagnetisch spectrum).

Bijzonderheden.

Kleur

Wat honden zien, is vergelijkbaar met wat mensen zien die kleurenblind zijn, oftewel, ze zijn rood-groen kleurenblind. (bij mensen komt dit voor onder 4% van de mannelijke bevolking). Eenvoudig gezegd, komt dit omdat er maar 2 verschillende typen kegeltjes zijn in plaats van de gebruikelijke 3 verschillende typen. (licht gevoelige cellen bevatten onder andere kegeltjes en staafjes).

Detail zien of Gezichtsscherpte.
Omdat honden geen fovea hebben (een gebied in het oog met 100% kegeltjes), wordt geschat dat hun oog voor detail tot 6 maal minder goed is dan dat van de gemiddelde mens.

Nachtelijk zien
Honden kunnen ’s nacht veel beter zien dan de mens om twee redenen:
Ze hebben veel meer staafjes (deze zijn nodig om ’s nacht te kunnen zien).
Honden hebben een Tapetum Lucidum
Dit is een reflecterend oppervlak achter het netvlies (een gebied waar onder andere de licht gevoelige cellen zitten) dat het licht weer terug reflecteert door het netvlies (dit zorgt voor de ietwat spookachtig oplichtende ogen van de hond ’s nachts).

Gevoeligheid om beweging waar te nemen
Honden zijn veel beter in staat bewegende objecten waar te nemen.
Diepte perceptie en Gezichtsveld.

Figuur 2 laat het gezichtsveld zien van de mens en van een hond. Door de wijze waarop de ogen geplaatst zijn, bestaat er bij de mens een overlap in het gezichtsveld van elk oog, van 140 graden; bij de hond is deze overlap ongeveer 100 graden.

Ten gevolge hiervan heeft de hond een beperkt vermogen tot accommodatie (het focussen op voorwerpen die op verschillende afstanden zijn), maar wel weer een veel groter gezichtsveld wat hem in staat stelt veel meer van de wereld te zien.

Dit artikel is overgenomen van:

http://www.uwsp.edu/Pages/default.aspx

Met toestemming van de auteur: Mark Plonsky, PH.D.